Ik kom uit een zorgzame familie en ben zelf ook een zorgzaam type dus waarschijnlijk is het zorgen mij met de paplepel ingegoten. Ik vind zorgen voor mijn man, kinderen, familie en vrienden fijn en ook heel vanzelfsprekend. Maar eigenlijk wil ik ook best voor buren zorgen of voor zwervers in het park, of voor alleenstaande ouderen. Of voor het Syrische gezin met status dat sinds anderhalve week naast ons woont en met schamele bezittingen de bovenwoning is ingetrokken.
Maar ben ik dan de Buurt Bemoeial? Dring ik me op? Ga ik een grens over? Kom ik te dicht bij? Schep ik verwachtingen? Moet ik er iets voor terug? Zijn mijn bedoelingen zuiver? Waar houdt het op voor mij? Wil men mijn hulp eigenlijk wel? Allemaal twijfels die mij ervan zouden weerhouden om eigenhandig initiatief te nemen. Ware het niet dat ik op het pad ben terechtgekomen van de Zorgvrijstaat Rotterdam West.
In de Zorgvrijstaat wordt een nieuwe infrastructuur van wegen aangelegd: snelwegen, fietspaden, wandelpaden, verharde paden, maar ook hobbelige zandweggetjes en glibberige houten bruggetjes. Maar allemaal met als doel zoveel mogelijke mensen bereiken. En dan het liefste zo direct mogelijk.
En dat is nodig want de verzorgingsstaat zoals wij m kennen lijkt op te houden met bestaan. Zorg en welzijn wordt weer ondergebracht bij de burgers zelf. Als antwoord hierop wil de Zorgvrijstaat serieuze netwerken en steunstructuren rondom mensen bouwen. Zodat de professionele zorg kan blijven bestaan voor mensen die dit nodig hebben, bewoners kunnen blijven beschikken over goedkope maaltijden, en er lang en plezierig zelfstandig gewoond kan worden in de wijk.
“Omzien naar elkaar” noem ik dit en net als vele anderen verplaats ik mij over het nieuwe wegenstelsel.
Omdat ik nu ook aan de Zorgvrijstaat werk heb ik op een zaterdagmorgen aangebeld bij de Syriërs Inmiddels weet ik dat hun gezin bestaat uit vader, moeder en vijf jonge kinderen. Tegenover ons blok is een speeltuin waar gespeeld wordt onder toezicht van Thuis in West. Aan de vier oudste meisjes vroeg ik of ze het leuk vonden om te gaan spelen. Dat wilden ze wel. De week daarna, weer op zaterdag heb ik rond dezelfde tijd opnieuw bij ze aangebeld. En de week daarna nog een keer. Sinds kort hoef ik niet meer aan te bellen en worden ze iedere week gehaald en gebracht door ouders van wie de kinderen ook spelen.
Het gezin is al een beetje gewend en heeft enige bekendheid verworven.Van het een kwam het ander. Al snel kwamen de zakken met kleding, boeken en speelgoed. Een buurtbewoner heeft ze zelfs een prima laptop geschonken.
“ Bemoeial, slijmbal, huilebalk “,: klinkt het in mij door. In al mijn zorglust dreig ik wel eens door te slaan. Maar de tijden zijn veranderd. Ik heb een dekmantel, ik werk mee aan de Zorgvrijstaat. En omdat ik dit doe voel ik me volledig vrij om eten te brengen en aan te bellen. Zorgen Staat Vrij, niet iedereen doet het, maar het zou wel kunnen. En daarom wil ik tegen iedereen die ook over de nieuwe paden wil lopen en mee wil doen: Wie de Schoen van de Zorgvrijstaat past, trekke hem aan.