Zondagmiddag, Binnenwegplein Rotterdam
Naast Bram Ladage zit een oude man in elkaar gedoken op een bankje. Door het woord ‘goedemiddag’ maak ik contact. De man mompelt iets. Aan zijn linkeroor zie ik een gehoorapparaat. Zijn zwarte trainingsbroek zit vol schilfels. Hij leunt op zijn looprekje. Terwijl ik mijn patat eet, hoor ik hem door mompelen. Zodra ik zijn richting opkijk, blikt hij weg. Is dit zijn manier van contact maken?
Tik, tik, tik. Met een identiteitskaart maakt hij geluid op de bank en wijst naar de datum. Het is mij niet helder wat hij ermee zeggen wil. Voorzichtig komt hij dichterbij en wijst vervolgens naar zijn gehoorapparaat. “Vroeger was hier Ter Meulen. Nu zijn hier kleine winkeltjes.” Ik vermoed dat hij in geen tijden gepraat heeft.
Een gesluierde vrouw komt ook op het bankje zitten. De man schuift mijn richting op. “Ik vind je lief” zegt hij opeens. “Je bent mijn schattebout”. Mijn hart krimpt ineen terwijl ik dooreet. Wat doe ik hiermee? Het valt stil. Ik vertel dat de patat lauw is en er bovendien te veel patat in de zak zit. “Eet maar rustig hoor.” Voorzichtig komt hij nog wat dichterbij en zegt: “Dank je wel. Laten we elkaar weer echt gaan zien, zoals nu. Het gaat erom dat je elkaar lief vindt.”
Het plaatje kan ik zo invullen. Eenzaam leven, hunkering naar contact, zoals vele mensen. Nog dichterbij komt hij. Met zijn hand wrijft hij heel zachtjes over mijn rug. Warmte stroomt door mijn lijf. “Als het maar goed is voor jou. Ik ben je dankbaar. Je bent lief“ zegt hij weer. Inmiddels ongemakkelijk, antwoord ik beleefd dat ik hem ook lief vind. Valt dit nog binnen de grenzen? Vriendelijk vraag ik hem mij niet meer aan te raken. Hij stopt, maar is nog heel dichtbij, zijn arm ligt om mij heen.
Hoe kom ik hier weg? Mijn patat is nog niet helemaal op, maar ik zeg gedag. De man maakt aanstalten een zoen te geven. Met lichaamstaal maak ik duidelijk dat dit te ver gaat. Ik klop even op zijn been. Zijn hand doet hetzelfde bij mij.