De verzorgingsstaat is voorbij. Het recht op zorg is geen vanzelfsprekendheid meer en heeft plaats gemaakt voor een groter beroep op zelfredzaamheid. De participatiesamenleving is uitgeroepen, waarin iedereen die dat kan verantwoordelijkheid neemt voor zijn of haar eigen leven en omgeving, zonder hulp van de overheid.
Het bovenstaande zou het verhaal van de Zorgvrijstaat kunnen zijn. Voor een deel althans. De Zorgvrijstaat wil mensen, gemeenschappen en buurten organiseren in het zorgen voor elkaar. We willen zorg en welzijn weer iets van mensen maken. We vinden dat eigen verantwoordelijkheid ook gepaard moet gaan met medezeggenschap en mede-eigenaarschap van ‘burgers’ in zorg en welzijn. We doen daarmee misschien wel precies wat beleidsmakers propageren. Laten we ons voor het karretje van de overheid spannen, of weten we dankbaar gebruik te maken van de ruimte die ontstaat? Of is dit nou een win-winsituatie waar zo vaak over gesproken wordt?
Zelfredzaamheid lijkt een sleutelbegrip in deze ontwikkelingen. Wat verstaan we daar eigenlijk onder? De welzijnswet uit 2012 geeft als definitie: ‘het vermogen van een mens om voor zichzelf te zorgen’. Precies dit is precair zodra het mensen betreft die kwetsbaar zijn en zorg behoeven. En in zekere zin zijn we dat allemaal wel eens. Maakt het iemand zelfredzaam die 2 keer per week zelfstandig de tocht naar de supermarkt onderneemt en onderweg regelmatig steun moet zoeken bij een lantaarnpaal of verkeersbord, omdat hij door duizelingen overmand wordt? Is iemand zelfredzaam te noemen die precies de weg weet in regels en voorzieningen? Of vinden we een zorgmijder die nauwelijks in de bestanden van de gemeente voorkomt het toppunt van zelfredzaamheid?
Als je kijkt naar hoe zelfredzaamheid momenteel beleidsmatig ingevuld wordt, doemt bij mij het beeld op van scharrelkippen. Niet van de vrije-uitloop-scharrelkippen die blij in het groen mogen lopen, maar van de binnen-variant ervan. De regels hiervoor stellen maximaal 9 kippen per vierkante meter en minimaal 10 cm voerbakbreedte per kip. Met zelfredzaamheid lijkt het niet anders. Onder het mom van zelfredzaamheid lijkt precies bepaald waar iemand recht op heeft en welke vrije ruimte vervolgens overblijft om zelf in te vullen. Maar zelfredzaamheid zou niet moeten gaan over de invulling van de laatste paar vierkante centimeters, onder condities die anderen voor je bepalen. Zelfredzaamheid is geen sluitpost.
Natuurlijk is niet iedereen in staat zelf het heft in handen te nemen en eigen zorg te organiseren. Zelfredzaamheid is een vaardigheid die we, na jaren in een verzorgingsstaat verkeerd te hebben, weer zullen moeten aanleren. Maar je kunt niet overal op voorbereid zijn en je moet ook bij jezelf ontdekken wat je niet of nooit voor elkaar kunt krijgen. Om een voorbeeld te geven: Uitvindersbrigade ‘Het Zal Werken!’ is een klussendienst van vrijwilligers die kleine woningaanpassingen verricht die mensen niet via WMO, woningcorporaties of hun eigen netwerk geregeld krijgen. We komen steeds vaker situaties tegen waarin mensen tegen advies van een WMO-consulent in een woning blijven wonen of deze betrekken, en daarmee geen recht meer hebben op woningaanpassingen vanuit de WMO. Mensen maken voor zichzelf soms andere afwegingen dan WMO-adviseurs dat voor hen doen. Soms zijn deze keuzes begrijpelijk, omdat mensen bijvoorbeeld meer belang hechten aan hun sociale netwerk in de buurt dan aan een geschikte woning. Soms maken ze deze uit nood, uit eigenwijsheid of uit onwetendheid. Dit kunnen nog wel eens de patstellingen voor de komende tijd worden.
Overigens is er naast de beperkte bewegingsruimte een ander aspect dat de beoogde zelfredzaamheid in de weg staat. Ons zorgstelsel is nogal ingewikkeld. De complexiteit ervan maakt het moeilijk je eigen zaakjes te regelen. Om als zelfredzame burger je weg erin te kunnen vinden, zonder jezelf buiten spel te zetten, moet je van goeden huize komen en bijna zelf professional worden. Te weten waar je je vraag moet stellen, waar je recht op hebt vereist veerkracht, vasthoudendheid en een behoorlijk begrip van het systeem. Ik heb zelf voor een vraag m.b.t. een woningaanpassing wel eens geprobeerd via 14010 bij de behandelde WMO-adviseur terecht te komen, maar dat is me niet gelukt. Eigenlijk zou iedereen dat eens moeten proberen. Bij voorkeur in een domein waar hij/zij niet thuis is, maar misschien maakt dat niet eens uit.
Lange tijd dacht ik dat vooral ‘burgers’ tegen de muren van het systeem aanlopen. Maar wonderlijk genoeg hoor ik steeds vaker ook over beroepskrachten die door het zorgstelsel beperkt worden in hun professionaliteit en ‘moeite hebben bij het uitoefenen van hun algemene dagelijkse handelingen’. Organisaties zitten in een keurslijf van vastgelegde KPI’s, prestaties afvinken en administratie.
Protocollen leiden ertoe dat een wijkteamlid tegenover een 73-jarige vrouw kan komen te zitten met de vraag of er nog een kinderwens is. Erger wordt het als door dezelfde vragenlijsten dingen over het hoofd worden gezien en de reactie is: ‘ja, zo’n gevoel had ik al wel, maar het kwam niet voor in de vragenlijst’.
Er zijn vast betere voorbeelden te vinden die laten zien dat ons zorgstelsel onvoldoende aansluit op de verschillende vermogens van mensen. Ongeacht of het zorggebruikers of zorgverleners betreft.
Ons zorgstelsel is niet ‘fit’. Het past ons niet goed en is niet goed in staat zich aan te passen. Enerzijds overschat het de zelfredzaamheid van een deel van de mensen, die daardoor niet de zorg ontvangen die ze nodig hebben. Anderzijds laat het de mensen met mogelijkheden, vaardigheden en initiatieven onvoldoende ruimte. Wat als we het om zouden kunnen draaien en zelfredzaamheid als vertrekpunt kunnen nemen? Zouden we een zorgstelsel kunnen creëren dat uitgaat van de vermogens – en van de beperkingen– van mensen en dat complementair daaraan de zorg verleent die nodig is?